Aan Mevrouwe A.L.G. Bosboom-Toussaint
op haren 70^sten Verjaardag.

Er loopt een lijn van 't lieve zomerkluisken,
Weleer aan Alkmaars wal,
Naar 't stil studeervertrek in 't Vorstlijk 's Gravenhaag.
Ginds blinkt reeds 't schoonst talent in 't nederige huisken.
(Men profiteert wat t worden zal!)
Hier gloort en rijst het licht, hier klimt de roem gestaag!
En 't minnig maagdelijn, steeds werkzaam, vaak t'aanschouwen
Als pas Auroor door d'oostpoort reed,
Wen Hooger Licht haar lichten deed,
Is thans de roem des lands, het puik der lettervrouwen!

Er loopt een lijn van tienmaal zeven jaren
Door 't leven dezer Vrouw
Van hooggeacht genie, van werkkracht ongemeen.
Dank zij den Heer, die 't leven wilde sparen,
Voor godsdienst, kennis, liefde en trouw!
Dus vlechten Alkmaars vest en 's Hage niet alleen
Den lauwerkrans des roems. Neen, waar in deze landen
Slechts ware volksdeugd eischen stelt,
Dáár voelt men, waar 't zóó'n hulde geldt,
Den geest van sympathie en warmen dank ontbranden!

Mevrouw! Uw vriendschap heeft mij veelmaal steun gegeven,
Ontvang mijn hulde ook, mijn dank! De avond van Uw leven
Zij d'overgang tot verder streven,
Bereid
Voor 't morgenlicht der eeuwigheid!

Nederlandsch Mettray, A. Meeter, Pzn.