De heilige maagd Maria staat en profil naar rechts met doorgebogen knieën op de schuinoplopende bodem, die met parallelle groeven van ca. 0,5 cm breed is geaccentueerd. Zij kijkt met betraand gezicht omhoog en strekt haar beide armen uit. Haar hoofd is bedekt met een hoofd- en kindoek. Ze is gekleed in een lang, hooggesloten gewaad met lange mouwen en een wijde mantel. De mantel is afgegleden en ligt in dikke plooien over haar rug. De mantel bedekt Maria's rechterbeen en ligt in hoekige plooien over haar voeten en op de grond.

De sculptuur is voorzien van een rijke, oorspronkelijke polychromie, en vergulding met ponspatronen en decoratieve randen en letters in rood. De polychromie is aangebracht op een dunne, witte grond, de vergulding en verzilvering op een lichtrode bolus.

Incarnaat: roze; wenkbrauwen, oogleden en neusvleugels geaccentueerd door heel fijne, rode lijntjes; een fijne, rode lijn langs de kindoek; tranen donkergrijs-blauw, gehoogd met wit; mond helderrood.

Hoofddoek wit met een gouden rand die is gedecoreerd met gestileerde, rode rankjes, begrensd door rode lijnen. Kindoek wit.

Mantel en kleed verguld. De rand van de mantel heeft een decoratie in rood, bestaande uit een tussen twee lijnen gevat patroon van twee ronde haken verbonden door een kruis. Tussen de ronde haken zijn ronde punten ingeponst. De randen van de mouwen zijn gedecoreerd met een reeks rode "I-s", aan de bovenzijde begrensd door een dubbele lijn, langs de onderzijde begrensd door een enkele lijn.

Bodem groenluster op zilver.

Het werkblok is een naar de zijkant iets taps toelopend, donker, grofgenerfd stuk eikenhout. De kern heeft rechtsvoor, buiten het beeld gelegen. De achterzijde is vrij grof afgevlakt; horizontale klief- of zaagsporen. Linkerarm aangezet met houten pen of ijzeren nagel. Handen ingestoken en vastgezet met houten pennen (?).

In de achterzijde is één modern gaatje ter hoogte van de onderbenen, en links onderaan ter hoogte van de grond een groot, vrij diep, konisch gat van ca. 2,5 cm doorsnede. In het standvlak enkele kleine spijkergaatjes. Op het standvlak twee rode stempels van ca. 2 cm doorsnede.

De polychromie is over de gehele oppervlakte gesleten en beschadigd. Zij staat hier en daar op. Afgebroken: een deel van de plooien van de mantel op de achtergrond; enkele kleine delen van de voorste rand van de bodem.

De treurende vrouw is frontaal weergegeven. Haar linkerbeen is iets vooruit geschoven, haar hoofd iets naar links geneigd. Ze houdt haar handen voor de buik gevouwen en kijkt naar beneden.

Op het hoofd van de vrouw staat een tulband, die op zijn plaats gehouden wordt door een doek die onder haar kin doorgehaald is. De vrouw draagt een lang gewaad met dichtgeregen keurs en ronde halsuitsnijding waarin een witte doek of hemd zichtbaar is. De mouwen van het gewaad eindigen in brede, omgeslagen en van onderen dichtgeregen boorden. Over het gewaad draagt ze een mantel die ze onder beide armen ophoudt. Aan haar beide zijden valt de mantel in een reeks driehoekige plooien neer. De mantel bedekt het grootste deel van haar onderlichaam. De iets puntige schoen van de linkervoet komt midden voor onder het kleed uit.

Oorspronkelijke polychromie. Incarnaat: lichtroze met blosjes op de wangen; mond helderrood; fijne details van de ogen in rode en zwarte lijntjes; wenkbrauwen bruin; iris blauw en pupil zwart. Doek: wit met telkens drie dwarse, rode strepen. Hemd: wit. Kleed: brokaatpatroon in vergulding en zwart op een lichtrode bolus. Brokaatpatroon niet meer goed te zien: resten van heel fijne, parallelle, zwarte lijntjes in verticale, horizontale en diagonale richting; sporen van applicaties (?); brede vergulde zoom; manchetten: rood waarop sporen van blauw; koord keurs: rood. Mantel: buitenzijde verguld; binnenzijde blauw. Tekst mantel: gouden letters op donkere rand uit meerdere lagen rood; langs de rand aan weerszijden een ingeponste versiering van een reeks grote punten, aan weerszijden begrensd door een reeks kleine puntjes. Schoen: zwart. Grond: zwart (groenig?).

Het werkblok is aan de achterzijde glad afgewerkt. Aan de achterzijde van de rechterschouder is een rechthoekig deel aangezet met een ijzeren nagel. Aan de linkerzijde is een deel van de plooien van de mantel aangezet. De begrenzingen van beide aangezette delen zijn niet geheel te volgen.

Afgebroken: deel slip van de doek aan de achterkant links; deel grond rechts naast de schoenpunt; mantelranden bij beide armen. De polychromie is over het gehele oppervlak gesleten en beschadigd.